Het Europees Parlement “is bezorgd over de nieuwe uitdagingen inzake wetgeving, milieu, bioveiligheid en governance die kunnen voortvloeien uit de vrijmaking in het milieu van genetisch gemodificeerde, door middel van [gene drives] ontwikkelde organismen,” en is “van mening dat er overeenkomstig het voorzorgsbeginsel geen toestemming mag worden verleend voor de vrijmaking van genetisch gemodificeerde, door middel van [gene drives] ontwikkelde organismen” (EP, art 158, resolutie over de Europese Biodiversiteitsstrategie, 8 juni 2021).
Gene Drives zijn een nieuwe vorm van DNA-aanpassingen van levende wezens. Hiermee kunnen sinds 2014 in het laboratorium kunstmatig gewenste genetische eigenschappen versneld worden doorgegeven aan tot bijna alle nakomelingen van zich seksueel voortplantende organismen zoals insecten. Op natuurlijke manier zou maar de helft van de nakomelingen die eigenschap erven. Levenswetenschappers ontwikkelen actief gene drives en passen deze toe in volksgezondheid, landbouw, voeding en milieubescherming. Risicobeoordelaars en sociale en menswetenschappers onderzoeken ethische, juridische en maatschappelijke aspecten. Belangrijke internationale en nationale regelgevende instanties organiseren publieke en politieke dialoog. Voorstanders van het gebruik van gene drives dromen van de uitroeiing van ernstige infectieziekten zoals Malaria, Zika of de ziekte van Lyme, door binnen vijf jaar te starten met gene drives de insecten of muizen die deze ziekten verspreiden te verdringen of uit te laten sterven. Tegenstanders vrezen een nieuwe doos van Pandora. Sommige ethici en belangengroepen pleiten voor consultaties met lokale burgers voordat gene drives losgelaten worden in het milieu. Onder welke voorwaarden kunnen burgers meebeslissen over toelaatbaar gebruik van gene drives?
Tot nu toe zijn laboratoriumexperimenten uitgevoerd op gene drives in gist, fruitvliegen en muggen en er zijn ook computermodelstudies gedaan naar gene drives. Er zijn nog geen gene drives losgelaten in het milieu. Er lopen projecten om insecten uit te roeien. Zo wil de Target Malaria Group in 2025 gene drives testen in het veld, en worden de eerste veldproeven met gene drivemuggen voor malariabestrijding in Oeganda over vijf tot tien jaar verwacht. Het Amerikaanse bedrijf Oxitec ontwikkelt met andere technieken genetisch gemodificeerde muggen en heeft ze in verschillende landen vrijgelaten, waaronder Brazilië en Florida (VS). Dit leidde tot discussie omdat tegenstanders dachten dat ze gene drives gebruikten, wat niet het geval bleek te zijn. In Nieuw-Zeeland riepen voorstellen om gene drives te gebruiken om muizen en ratten uit te roeien en de overlevingskansen van inheemse vogels te verbeteren, veel publiek debat op.
Het publieke debat over de veiligheid en regulering van gentechnologie begon met het vrijwillige moratorium op het gebruik van recombinant-DNA dat moleculair biologen in 1975 in Asilomar overeenkwamen. Sindsdien hebben nationale en internationale overheden wetgeving ontwikkeld om het gebruik van biotechnologie in goede banen te leiden. Omdat gene drives zo nieuw zijn, is niet duidelijk of de bestaande regelgeving voldoende is om risico’s te beperken. Bovendien zijn de regels niet overal gelijk door nationale verschillen in ethische normen en waarden, terwijl gene drive organismen die eenmaal losgelaten zijn in het milieu zich waarschijnlijk niets aantrekken van landsgrenzen. De publieke en politieke discussie over gene drives is georganiseerd rond verschillende nationale, transnationale en mondiale wetgevende instanties.
In Nederland heeft de Partij voor de Dieren aangedrongen op een mondiaal moratorium op het loslaten van gene drive organismen in het milieu, het laatst tijdens een schriftelijk overleg in de Tweede Kamer in juli 2021. Het kabinet is tegen een moratorium, maar wel voor de ontwikkeling van aanvullende veiligheidsrichtlijnen in het kader van het biodiversiteitsverdrag. Net als andere vormen van genetische modificatie is voor elk experiment met gene drives een vergunning nodig waarvoor een risico-analyse verplicht is. Daarnaast zijn het Rathenau Instituut, RIVM en de Commissie Genetische Modificatie actief in beleidsondersteunend onderzoek.
Op 8 juni 2021 nam het plenaire Europees Parlement het eerdergenoemde verslag aan over de biodiversiteitsstrategie van de EU. Het parlement roept op tot het ontwikkelen van risico governance, onderzoek naar gezondheid, milieu, ecologische, ethische en andere implicaties, en de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Het Europees Agentschap voor voedselveiligheid (EFSA), de Europese adviesgroep over ethiek (EGE) en STOA (Europees Parlement) hebben ook adviezen gepubliceerd over risico 's en ethische kwesties van gene drives.
Op mondiaal niveau is het belangrijkste wetgevende orgaan dat zich richt op gene drives het Verdrag over biodiversiteit met het Protocol van Cartagena. In 2019 werd een voorstel voor een wereldwijd moratorium op het loslaten van gene drives in het milieu afgewezen. Wel werd besloten aanvullende richtsnoeren te ontwikkelen voor risicobeoordeling van organismen met gene drive. De volgende vergadering (COP-15) van dit verdrag is geagendeerd op 11-24 oktober 2021 in Kunming, China, maar wordt waarschijnlijk uitgesteld tot mei 2022 vanwege Corona. De discussie over gene drives is weer geagendeerd. Helaas zijn de VS geen partij bij het verdrag, terwijl amerikaanse onderzoekers en bedrijven wel leidend zijn in dit onderzoek.
Voorstanders benadrukken vooral de unieke nieuwe eigenschappen van gene drive organismen, waardoor ze een nieuw instrument vormen om levensbedreigende infectieziekten en invasieve soorten die de biodiversiteit schaden te bestrijden. Tegenstanders zijn vooral bezorgd over onvoorspelbaarheid van hun gedrag, onzekerheid in risicobeoordeling en onbeheersbaarheid na vrijmaking. Ze vrezen ook dat deze gene drive organismen kunnen uitgroeien tot invasieve soorten. Er is geen overeenstemming over een wenselijk evenwicht tussen kansen en risico’s. In besluitvorming over bestrijding van infectieziekten of plagen worden gene drive organismen niet systematisch vergeleken met alternatieve oplossingen. Voor- en tegenstanders pleiten ervoor om het voorzorgprincipe toe te passen, maar zijn het niet eens wat dit in de praktijk betekent. Interpretaties variëren van vrijlating na risicobeoordeling en begeleid door monitoring van effecten op het milieu, tot een moratorium op vrijlating tot wetenschappelijk bewezen is dat deze gene drives veilig zijn. Er is een brede consensus dat ethische waarden gerespecteerd moeten worden, en dat stakeholders en omwonenden betrokken moeten worden bij besluitvorming over het loslaten van gene drives in het milieu. Welke waarden precies relevant zijn en welke burgers betrokken moeten worden is punt van discussie. Zo spreekt de Wereldgezondheidsorganisatie over co-creatie met lokale gemeenschappen voordat genetisch gemodificeerde muggen losgelaten worden, terwijl Europese kritische onderzoekers het grensoverschrijdende en ecosysteem-veranderende karakter van gene drives benadrukken. Burgers van buurlanden en toekomstige generaties die geconfronteerd worden met risico’s die zich pas op langere termijn manifesteren zouden vanuit dit perspectief ook belanghebbenden zijn.
Nienke de Graeff, Keje Boersma en Anna C. Nieuwenweg pleitten al eerder voor “een inclusief debat en een politiek gerechtvaardigde beslissing over eventuele toepassing van gene drives”. Dit najaar lijkt een uitgelezen moment om dit publieke debat te voeren en Nederlandse en Europese afgevaardigden naar de COP-15 conferentie over biodiversiteit te vertellen welke maatregelen u wenselijk vindt om gene drives in goede banen te leiden. In het kader van de conferentie over de toekomst van Europa kunt u zelf uw mening kenbaar maken aan Europese politici, of u kunt zelf een dialoogbijeenkomst over de Europese biodiversiteitsstrategie in het algemeen of gene drives in het bijzonder organiseren.