Natascha van Weezel toonde pijnlijke en hoopvolle ontmoetingen met Palestijnse en Israëlische burgers op haar reis naar haar beloofde land, tijdens de opening van de vredesweek op 18 september in de Domkerk in Utrecht. Deze week las ik ook het proefschrift van Gied ten Berge, Pelgrimeren met een missie , waarop hij deze zomer promoveerde.
Haar ervaringen en zijn gedachten herinnerden me aan mijn eigen ervaringen in Israël en de Westbank en gesprekken met Joodse en Palestijnse burgers. In 1993 reisde ik met een groep leden van het Pax Christi jongerenberaad naar Egypte, Israël en de Westbank, waar we activisten en burgers met verschillende achtergronden ontmoetten, kerst vierden in Bethlehem en nieuwjaar in de christelijke kibboets Ness Amim. De persoonlijke ervaringen van onze gesprekspartners maakten veel indruk, maar na thuiskomst werd ik al snel weer in beslag genomen door mijn eigen besognes.
Voor mijn werk in een Europees project over nanotechnologie was ik twintig jaar later in Tel Aviv, waarbij ik en passant enkele partners van Pax Christi Internationaal in Israël, Bethlehem en Oost-Jeruzalem ontmoette. De diepe maatschappelijke kloof tussen Joodse en Arabische Israëli’s en Palestijnen bleef me tijdens die reis het meeste bij. Zo gaan Joodse en Arabische of Palestijnse kinderen niet samen naar school. Bovendien werd me verteld dat Israëlische burgers van de Israëlische autoriteiten niet in delen van de Westbank mogen komen. In de verhalen van Natascha van Weezel en Gied ten Berge herkende ik veel van mijn eigen ervaringen. Tegelijk geven ze me stof tot nadenken over wat ik zelf wel of niet kan doen om vrede en rechtvaardigheid in het (beloofde) land te bevorderen.